De (schijn)Heilige Stede (column Harrie Rietman)
Geplaatst op: 1 juli 2017
Lang geleden lag er aan de oevers van het Zwartewater, zo halverwege Zwolle en de Zuiderzee, een nijver stadje. Een rijk, welvarend stadje was het, met schippers en kooplieden, die verre reizen maakten en kostbare goederen vervoerden. Het loon voor hun nijver ploeteren werd weerspiegeld in de prachtige grachtenpanden, de kloosters en de kerken van het middeleeuwse Hasselt.
Niet alleen kooplieden wisten hun weg naar de stad te vinden; ook gelovige pelgrims trokken in grote getale naar de boorden van het Zwartewater om daar, na een bedevaart, een Hasselter aflaat te bekomen.
Hasselt stonde bekend als de ‘Heilige Stede’.
Het stadje stak in welvaart steden als Zwolle en Kampen lange tijd naar de kroon, niet in het minst doordat het deel uitmaakte van een machtig verbond van handelssteden, de Hanze. Duitse, Poolse, Scandinavische steden, ja zelfs steden tot ver in Rusland maakten allen deel uit van deze Hanze en de steden floreerden door de privileges die verbonden waren aan het predicaat Hanzestad.
Eeuwen zijn voorbijgegaan… Misschien heeft Hasselt ergens een afslag gemist, of misschien heeft de wereldgeschiedenis ergens een wending genomen waardoor er nieuwe economische centra zijn ontstaan en langzaam maar gestaag de oude glorie van de Hanze wat is verbleekt. Maar wat wel is gebleven is het oude, middeleeuwse karakter van de Hanzesteden en stadjes. Pittoresk, soms nog een grandeur uitstralend die doet terugverlangen naar vervlogen jaren, met oude pakhuizen en verstilde grachten…
En laten dat nu juist zaken zijn waarin de moderne toerist geïnteresseerd is geraakt. Geschiedenis, cultuur, monumenten… Er is in de achterliggende decennia gerestaureerd en in oude luister hersteld. En zelfs de Hanze herleefde, als een krachtig samenwerkingsverband van steden die hun verleden als een vruchtbare bodem zien om de moderne vakantieganger een aangenaam verblijf te bieden. Ook Hasselt nam deel aan deze wederopleving van de Hanze. Jaarlijks werd door gemeente, samen met inwoners, historische vereniging en toerisme bevorderende organisaties een delegatie samengesteld om van Riga tot Gent deel te nemen aan de Hanzedagen.
Nu waren dit jaar de Hanzedagen in Kampen en, dat moet gezegd, onze buurgemeente heeft kosten noch moeite gespaard om van donderdag tot zondag er een grandioos spektakel van te maken. Met markten en muziek, schepen en folklore en vooral ook veel promotie van wat de Hanzesteden te bieden hebben. Ook Hasselt was aanwezig, natuurlijk was Hasselt aanwezig, of eigenlijk Zwartewaterland. Want behalve voor onze eigen Hanzestad was er ook gelegenheid geboden aan Zwartsluis en Genemuiden om zichzelf en komende manifestaties voor het voetlicht te brengen. En daar werd breed gebruik van gemaakt. De vrijwilligers van het Tapijtmuseum uit Genemuiden bleken, met hun oude mattenmakers vaardigheden, een trekker van formaat. En Hasselt vestigde de aandacht op het komende Hassailt en haar bijzondere positie als bedevaartsplaats.
Zelf was ik, door drukke bezigheden, voor zondag er niet aan toe gekomen een bezoek te brengen aan de Hanzedagen. Gelukkig bleek de zondag een zonovergoten dag en dus pakte ik mijn fiets en peddelde richting Kampen. Wat een schitterend schouwspel… Kogges en andere traditionele zeilschepen op de IJssel; op de Koggewerf waande je je terug in de middeleeuwen, in het stadspark werd een ridderspektakel opgevoerd, overal was gezellige muziek te horen en op de Hanzemarkt werd je van allerlei heerlijkheden, van gebak tot droge worst, toegestopt. Zo slenterde ik ook over de Burgwal om eens even te kijken bij de stand van Zwartewaterland. De Nederlandse Hanzesteden waren bij elkaar gegroepeerd; ieder stad had een eigen zeecontainer die met prachtige materialen en veel fantasie de bezoeker uitnodigde nader kennis te maken met de desbetreffende stad en al haar aantrekkelijkheden. Ik kwam langs de stands van Zwolle, Hattem, Zutphen, Doesburg en Kampen, de één nog verleidelijker dan de ander, voor ik aankwam bij de plaats die voor Hasselt was gereserveerd. Dat was een afknapper…. Een dichte zeecontainer met daarop de mededeling: “Wij zijn gesloten, onze kerken zijn open”. Eerst intrigeerde vooral het tweede gedeelte van die mededeling mij? Zou dat bijzonder zijn, dat tijdens de Hanzedagen kerken open waren? Nu zijn, in vergelijking met katholieke kerken in het buitenland, de protestantse kerken in Nederland vaak door de week gesloten zijn, maar het was nu immers zondag… Dus maar even uitgezocht. Dat is in Kampen niet zo moeilijk, kerken genoeg. Gelukkig bleken de Bovenkerk, de Broederkerk en de Nieuwe Kerk gewoon open. Voor de zekerheid ben ik op mijn terugtocht maar even over Zwolle gefietst om mijn steekproef wat uit te breiden. De prachtige oude St-Lambertusker in Wilsum bleek ook gewoon open te zijn en in Zwolle kon ik ook zo terecht in het Dominicanenklooster en in de Onze Lieve Vrouwe Basiliek. Laatste controlepuntje was het kerkje van Mastenbroek. Aan de rij ervoor geparkeerde auto’s kon ik wel afleiden dat ook daar van sluiting geen sprake was. De Genemuider kerken heb ik maar niet gecontroleerd; leek me volstrekt overbodig. Opgelucht stelde ik vast dat dat laatste gedeelte ‘onze kerken zijn open’ een nogal overbodige mededeling was. Dan moest de kern van de mededeling toch liggen in ‘Wij zijn gesloten…’. En toen begon zich langzamerhand een gevoel van verontwaardiging bij mij te ontwikkelen… Waarom was in vredesnaam die stand van de gemeente Zwartewaterland gesloten? Waarom presenteerden al die andere Hanzesteden zich in hun volle glorie en trof ik bij mijn eigen Zwartewaterland een gesloten zeecontainer? Wat onderscheidde mijn gemeente van al die andere plaatsen, zoals Kampen, Hattem of Zwolle ? Wat maakt dat mijn gemeente besluit veel geld en tijd te investeren aan promotie van haar cultureel erfgoed om vervolgens, op een moment dat duizenden daarvan kennis kunnen nemen, de deuren te sluiten? Het gevoel bekroop me dat Zwartewaterland hier weer eens het braafste jongetje van de klas, of beter nog, Roomser dan de paus, wilde zijn. In Nederland kennen we de scheiding tussen kerk en staat en dat is een groot goed. We kennen vrijheid van godsdienst en ik zal de laatste zijn die wie dan ook wil belemmeren in het beleven van zijn religieuze overtuigingen. Wanneer een vrijwilliger van het Tapijtmuseum, of zelfs die hele organisatie, met het oog op de zondagsrust, niet op zondag de stand wil bemannen, heb ik daar alle begrip en zelfs respect voor… Maar het past de gemeente, als burgerlijke overheid, niet om voor de gehele gemeenschap dergelijke keuzes te maken.
Het onderwerp liet me niet meer los. Ik begon me in het fenomeen Hanzedagen te verdiepen. Jaarlijks op een steeds wisselende locatie (in 2018 bijvoorbeeld in Rostock) vindt dit fenomeen plaats. Ik informeerde bij mensen die wel eens elders die Hanzedagen hebben bezocht, in Riga of in Gent. Daarbij werd me duidelijk dat voorgaande jaren een dergelijke keuze helemaal niet werd gemaakt maar dat de stand van Hasselt ook op zondagen actief trachtte belangstelling op te roepen voor al het moois dat de stad te bieden heeft. Ik probeerde het te begrijpen… Een gemeente is neutraal… Gemeentebestuurders zijn dat echter niet; die hebben hun persoonlijke opvattingen en dat is hun goed recht… Ik heb zelfs bewondering voor mensen met principes, ook al deel ik die niet. Maar hier kan het niet om principes gaan. Principes gelden namelijk niet alleen in Kampen, die gelden evengoed in Riga of in Gent of volgend jaar in Rostock. Maar als daar de stand, zoals steeds het geval is geweest, op zondag wel bemand is, terwijl die in Kampen wordt gesloten, dan is er iets anders aan de hand. Dan is het van tweeën één. Of de invloed van de SGP binnen het gemeentebestuur is inmiddels zodanig groot dat de scheiding van kerk en staat daar voor moet wijken, of de angst, dat, nu de Hanzedagen zich in onze achtertuin afspeelden, burgers van Hasselt, Genemuiden of Zwartsluis zich aan een op zondag geopende stand zouden storen is de aanleiding geweest voor deze maatregel. In het buitenland geldt dan kennelijk ‘wat niet weet, wat niet deert’ , terwijl in de eigen omgeving de principiële kaart wordt gespeeld.
Dat heeft met principes helemaal niets uit te staan; dat is het hanteren van een dubbele moraal en daarmee wordt de Hanzestad Hasselt gemaakt tot een ‘Schijnheilige Stede’.
Harrie Rietman
Gepubliceerd door Erik Driessen
Goed verwoord het is inderdaad vreemd dat overal op de hanzedagen zwartewaterland op zondag zijn beste beentje voordoet maar in kampen het laat afeweten. Hasselt met zijn mooie nieuwe kaai die toeristen moet aantrekken is naar mijn weten op zondag ook niet gesloten. Toerisme is dat gene waar de middenstand en horeca van moeten leven en groeien! Waarom dan toch de keuze om zoveel mogelijke gasten voorbij te laten lopen? Is dit inderdaad dubbel moraal om in kampen jezelf als stad en gemeente niet naar buiten toe te laten zien en in het buitenland wel?